In 1991 probeerde Skoda de Sovjetperiode in Tsjechië te overleven. Op dat moment had de fabrikant amper iets van zijn vooroorlogs ‘prestige’ verloren. Haar bestaan hing vast aan niets meer dan de dappere Favorit. Maar het lot van de onderneming zou helemaal veranderen met de komst van Volkswagen dat na de normalisering van de betrekkingen tussen Oost en West op overnamepad trok.

De Duitse reus raakte snel overtuigd van het potentieel dat het historische merk op de ontluikende Oost-Europese markten kon bieden. In de beginfase maakten de Duitsers er hun lowcostmerk van. Eerst met de Felicia in 1992, daarna met de Octavia in 1996. Vooral die laatste tilde Skoda echt naar een andere dimensie.

Vanaf dat moment begon de Tsjechische fabrikant aan een bloeiende groei: van één model, een quasi-regionaal merk, met een nogal anekdotische export, groeide het uit tot een echte internationale speler. Vandaag wordt het gamma van Skoda naar meer dan 100 landen geëxporteerd. Met onmiskenbaar succes: de Octavia en Fabia zijn marktleiders in meer dan 10 landen, waaronder natuurlijk Tsjechië, maar ook Polen, Oostenrijk, Slowakije, Kroatië of zelfs - wat nog verrassender is -  Zwitserland.

In 30 jaar tijd heeft Skoda zich van een muurbloempje tot een vaste waarde ontpopt.