Wordt deze Mercedes de duurste F1-auto uit de geschiedenis?
Laten we meteen alle twijfel wegnemen: ja, ondanks dat hij niet het klassieke uiterlijk van raceauto’s uit die tijd heeft, is dit écht een Formule 1-wagen. In het seizoen 1954, toen de W196R zijn debuut maakte, waren er weinig regels over de carrosserie. Coureurs moesten in het midden van de auto zitten, maar de rest van de voorschriften richtte zich vooral op de technische kant voor monteurs. Mercedes nam een gedurfde beslissing en ontwikkelde twee verschillende carrosserieën voor hetzelfde chassis: een openwielversie voor bochtige circuits en een gestroomlijnde, aerodynamische variant voor races waarbij topsnelheid doorslaggevend was.
Rijdende legendes
Het is een van deze uiterst zeldzame carrosserieën die voor het eerst wordt aangeboden aan een privéverzamelaar. Aan het einde van het seizoen 1955 gingen alle 'Stromlinienwagens' terug naar de Mercedes-fabriek, die er tien jaar later een aantal aan musea schonk. Het hier getoonde exemplaar staat te koop bij het Indianapolis Motor Speedway Museum, dat het 59 jaar in bezit heeft gehad.
Geschatte prijs? Zo'n 50 miljoen euro, wat er de duurste F1-auto in de geschiedenis zou maken. Dat is heel wat anders dan de moderne F1-auto's van Lewis Hamilton (18 miljoen euro in 2023) of Michael Schumacher (15 miljoen euro in 2022). Het is ook veel meer dan het huidige record, de 1954 open-wheel W196R, die 30 miljoen opbracht in 2013. Wat hebben deze oude F1-auto's gemeen? Ze werden allebei bestuurd door de eerste grote rijlegende: Juan Manuel Fangio. De auto die in februari wordt verkocht werd zelfs bestuurd door twee legendes, want Sir Stirling Moss zat ook achter het stuur tijdens de seizoenen 1954 en 1955.
Nog een laatste weetje dat de echte fans van de autocultuur zal aanspreken: met deze F1 en de 300 SLR die in 2022 voor 143 miljoen dollar werd verkocht, kan Mercedes er prat op gaan de duurste wegauto en Formule 1-auto uit de geschiedenis te hebben gemaakt. Twee auto's die ook nog eens zijn ontworpen door dezelfde ingenieur: Rudolf Uhlenhaut.