Chinese auto's kunnen de Europese economie 24 miljard euro kosten
BYD, Aiways, Nio, maar ook Smart, Lotus of Polestar: "made in China"-auto's worden steeds talrijker op onze wegen. Meestal elektrisch, gedreven door de wens van de Europese overheid tot versnelde elektrificatie, die vooralsnog weigert de invoer ervan te reguleren via extra belastingen. Of door aankoopbonussen (in landen die ze aanbieden) te verbinden aan hun fabrikant in Europa. Dat maakt van Europa een waar walhalla-in-wording voor in China geproduceerde auto's, nu de Verenigde Staten de kraan van stimuleringsmaatregelen voor buitenlandse auto's hebben dichtgedraaid, in het kader van de Inflation Reduction Act.
24 miljard euro!
Een beleid dat de Europese fabrikanten duur kan komen te staan. Precies 7 miljard dollar aan gederfde inkomsten per jaar, volgens een studie van Allianz. Het verlies aan economische output op EU-niveau zou zelfs 24 miljard euro bedragen tegen 2030. Dat is nog altijd 0,15% van haar BBP. Maar sommige landen die sterk afhankelijk zijn van de autoproductie zouden meer getroffen kunnen worden: tot 0,3% in Slowakije en 0,4% in Tsjechië.
Een bewijs van het belang van de auto-industrie voor de Europese economie is dat vier op de vijf auto's die in Europa wordt verkocht, daar ook wordt geproduceerd. "Europa is 's werelds grootste exporteur in deze sector, waarbij de handel in auto's de afgelopen tien jaar elk jaar een handelsoverschot van 70 tot 110 miljard euro voor de Europese economie heeft gegenereerd", aldus het verslag.